De brief voor de koning: Opdracht

Opdracht niveau 2

Titel De brief voor de koning
Niveau boek niveau 1
Opdracht niveau 2 | Opdracht 1 Kwesties: goed en kwaad
Studielast 1,5 uur
Werkvorm individueel
Focus kwesties: goed en kwaad
Je leert reflecteren op de vraag wat goed en slecht is (en of het mogelijk is een scheidslijn te trekken)
Gemaakt door Janneke Blok

A

Bekijk de tabel 

  1. Zet een + achter ‘goede’ personages en een - achter ‘slechte’ personages.
  2. Noteer achter elk personage in steekwoorden wat het personage in jouw ogen goed/slecht maakt.
  3. Over welk(e) personage(s) heb je het langst moeten nadenken? Leg uit waardoor dat kwam.

B

Noteer, snel en zonder al te veel na te denken, vijf eigenschappen die je vindt passen bij een goed mens en vijf eigenschappen die je vindt passen bij een slecht mens.

C

Dat goed en slecht dicht bij elkaar kunnen liggen, ondervinden Tiuri en Piak op hun reis: 'Gek, dat sommige mensen heel anders zijn dan je eerst had gedacht,' zegt Piak tegen Tiuri als ze de Regenboogrivier zijn overgestoken (p. 328).

  1. Beschrijf drie situaties waarin Tiuri op zijn reis mensen ontmoet die het goede met hem voor lijken te hebben, maar uiteindelijk slecht blijken te zijn. Of mensen die slechte bedoelingen lijken te hebben, maar uiteindelijk goed zijn.
  2. Tiuri had nooit de kapel mogen verlaten. Door toch de regels te overtreden, behoedt hij het Rijk van Unauwen voor groot gevaar.
    a. Ben je het eens met de uitspraak: 'Je hoeft geen schild en zwaard te dragen om ridder te zijn' (p. 394/437)? Onderbouw je mening met voorbeelden uit het verhaal.
    b. Verdient Tiuri volgens jou nog steeds de ridderslag, ook al heeft hij een grote fout begaan? Leg uit.
  3. De nar verkondigt de ridders het volgende: 'Als je maar onthoudt dat u, als u tegen het kwaad vecht, zelf nog niet goed bent!' (p. 400). Geef een voorbeeld uit je eigen leven waaruit blijkt dat de nar weleens gelijk zou kunnen hebben.