Morgen toen de oorlog begon - deel 1: Opdracht

Opdracht niveau 3

Deze opdracht kun je prima alleen maken, maar als je samenwerkt met iemand anders, kun je overleggen en daar kom je vaak verder mee. Als je samenwerkt, maak je alle vragen en opdrachten samen; je mag de opdrachten niet verdelen.

Tijdens hun verblijf in de Hell praten de personages soms over de kluizenaar/moordenaar die daar zou wonen of gewoond zou hebben. Ellen en Lee gaan op onderzoek uit en ontdekken het een en ander over hem. Een schrijver doet dat niet zomaar, aandacht besteden aan een personage dat eigenlijk niet meedoet in het 'echte' verhaal. In deze opdracht ga je onderzoeken wat het verhaal van de kluizenaar/moordenaar te maken heeft met de rest van het verhaal.

Titel Morgen toen de oorlog begon - deel 1
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 3
Studielast 2 uur
Werkvorm individueel of tweetal
Focus verteltechniek: hoofdplot en subplot
Je leert een verband leggen tussen de hoofdplot en een subplot
Gemaakt door Marlies Schouwstra

A

Lees de (literaire) theorie hieronder en vat de hoofdplot van Morgen toen de oorlog begon samen in ongeveer 50 woorden.


B   

Vraag 1


Noteer aan de hand van de 5 w+h-vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe) alles wat je weet over de kluizenaar/moordenaar.   
Herlees, als dat nodig is, hoofdstuk 14, 15 en 16 en de Epiloog.   


Vraag 2

Noteer drie belangrijke overeenkomsten tussen de hoofdpersonen en de kluizenaar/moordenaar.   


Vraag 3

Welke relatie bestaat er tussen de hoofd- en de subplot? Leg je antwoord uit. Kies uit:   

Optie 1: de subplot versterkt de hoofdplot   
Optie 2: de subplot vormt een contrast met de hoofdplot   
Optie 3: de subplot en de hoofdplot vullen elkaar aan   


Vraag 4

De schrijver wil met deze hoofd- en subplot iets aan jou duidelijk wil maken over 'goed en kwaad', hij heeft een soort 'boodschap'. Leg uit wat die boodschap is.


Extra uitdaging

Deze opdracht hoef je niet te maken. Als je deze opdracht wel goed kunt uitvoeren, werk je al op hoog niveau!
Wirrawee bestaat niet in het echt. De Hell ook niet. Schrijvers denken over het algemeen goed na over de namen die zij aan personages en plaatsen geven. De Hell heet dus niet zomaar de Hell.
Herlees het einde van hoofdstuk 4 (vanaf 'Ik liep een klein eindje terug over het pad, naar de laatste treden van Satan's Steps.').
Leg uit wat deze passage te maken heeft met je antwoorden op de B-vragen. Gebruik ongeveer 100 woorden.


(Literaire)theorie

De belangrijkste verhaallijn van een roman noem je de hoofdplot of gewoon plot. Als er daarnaast nog een ander verhaal verteld wordt, noem je dat de subplot. Dat verhaal is minder belangrijk dan de hoofdplot. Er bestaat altijd een verband tussen de hoofdplot en de subplot(s).

Er zijn drie verbanden mogelijk:
Optie 1: de subplot versterkt de hoofdplot
Optie 2: de subplot vormt een contrast met de hoofdplot
Optie 3: de subplot en de hoofdplot vullen elkaar aan (je hebt de subplot nodig om de hoofdplot te begrijpen)