Al het moois is niet verloren: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Hoofdpersonage

Titel Al het moois is niet verloren
Niveau boek 3
Opdracht niveau 4 | Hoofdpersonage
Studielast 1 à 2 uur
Werkvorm individueel
Focus copingmechanismen
Je leert analyseren hoe Ingrid met haar problemen omgaat.
Gemaakt door Ymkje Visser
Bron Coping

A

  1. Als je een relatief klein probleem hebt (je moet bijvoorbeeld naar een verjaardag, maar je hebt nog geen cadeau en de winkels zijn dicht), hoe ga je hier dan mee om? 
  2. En als je een groter probleem hebt (je leven gaat bijvoorbeeld compleet veranderen, doordat je plotseling moet verhuizen), hoe ga je hier dan mee om?

B

  1. Noteer minimaal vier problemen waarmee Ingrid te maken heeft in het verhaal.
  2. Zet je antwoorden van vraag 1 in volgorde van minst naar meest erg.

C

Bekijk de bron en lees de paragraaf ‘copingmechanismen’.

  1. In het verhaal zegt Ingrid op een gegeven moment: “Als de buitenkant in orde is, komt het vanbinnen ook in orde.” Welk copingsmechanisme hoort hierbij? 
  2. Bekijk je antwoord bij vraag B2 nog eens en denk na over de manier waarop Ingrid met deze problemen is omgegaan. Schrijf de bijbehorende copingmechanismen achter je antwoord bij vraag B2.
  3. Is er verschil in de manier waarop Ingrid erge en minder erge problemen aanpakt? Leg je antwoord uit.

D

  1. Op welke manier is Ingrid tijdens het verhaal veranderd wat betreft de manier waarop ze met haar problemen omgaat? Leg je antwoord uit in minimaal 100 woorden.
  2. Wat vind je de van de ontwikkeling van Ingrid in dit verhaal? Leg je antwoord opnieuw uit in minimaal 100 woorden.