Zintuigen

Werkstukken en spreekbeurten

We kennen vijf zintuigen: het gehoor, het gezichtsvermogen, de reukzin, de smaakzin en de tastzin. Weet jij hóe we horen, zien, ruiken, proeven en voelen?

Oren

Het deel van het oor dat je ziet, is de oorschelp. Hiermee vang je het geluid op. De rest van je oor zit binnen in je hoofd. Geluid bestaat uit trillende deeltjes lucht. Via de gehoorgang gaan de trillingen naar het trommelvlies en brengen het in beweging. Dan gaan ook de drie gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) om de beurt bewegen. Het geluid wordt daardoor naar het slakkenhuis gebracht. Fijne haartjes in het slakkenhuis zetten de trillingen om in elektrische signalen. Deze signalen gaan naar de hersenen en neem je waar als een geluid.

Ogen

Alleen als er licht is, kun je zien. Lichtstralen worden door de dingen om je heen teruggekaatst en komen in je ogen terecht. Ze gaan door je hoornvlies, de lens en het glasachtig lichaam heen en vallen op de zintuigcellen in het netvlies. Daar wordt het licht omgezet tot een beeld van de dingen die je ziet. De zintuigcellen sturen het beeld via de oogzenuw naar de hersenen.

Neus

Het ruiken van de geuren om je heen is belangrijk. Door te ruiken proef je je eten, maar je ruikt het ook als je eten bedorven is. En geuren waarschuwen je ook voor gevaarlijke stoffen. En wat je ruikt, heeft invloed op hoe je je voelt. Als je inademt, komen de geuren in je neusholte. Daar komen ze tegen je reukslijmvlies aan. In het slijmvlies zitten zintuigcellen, die geprikkeld worden door de geuren. De cellen sturen een signaal naar de hersenen, waar de geur herkend wordt.

Tong

Op je tong zitten smaakpapillen waarmee we proeven. Je kunt er vijf smaken mee herkennen: zoet, zuur, zout, bitter en umami (hartig). Maar in je tong zitten ook tastzintuigen. Je voelt ermee of iets hard of zacht is, glad of korrelig. En je voelt ook of het koud of warm is.

Huid

Met je huid voel je pijn, je voelt of iets warm of koud is en je voelt ook druk, als iets of iemand je aanraakt. In je huid zitten allerlei zintuigcellen die dit waarnemen. Voor pijn zijn er pijnzintuigcellen, voor temperatuur zijn er temperatuurzintuigcellen en voor druk zijn er drukzintuigcellen. De zintuigcellen zijn verbonden met zenuwen, die signalen doorgeven aan de hersenen. De hersenen sturen via de zenuwen razendsnel een signaal terug om ervoor te zorgen dat je snel reageert. Als je hand bijvoorbeeld de hete verwarming aanraakt, gaat eerst het pijnsignaal naar de hersenen. Je hersenen geven een signaal terug dat zegt 'trek je hand terug'.