Vogels

Werkstukken en spreekbeurten

Alle vogels zijn gewervelde dieren met vleugels en veren, ze zijn warmbloedig en leggen eieren. Welke vogels ken jij allemaal en welke verschillen vallen je op?

Vliegen

Er zijn duizenden verschillende soorten vogels op de wereld, zeer verschillend in vorm, grootte en ook in leefgebied. Vogels komen in elk klimaat voor en in ieder landschap: van droge woestijnen tot koude poolgebieden, in vochtige regenwouden en in berglandschappen. Vogels zijn gewervelde dieren die helemaal zijn aangepast op hun manier van voortbewegen: vliegen. Zo zijn de botten van een vogelskelet hol, waardoor ze lichter zijn. De voorpoten van vogels hebben zich ontwikkeld tot vleugels, geschikt om te vliegen. De borstspieren zijn bovendien groot en sterk, zodat de vogel kan vliegen en in de lucht in balans kan blijven.

Niet vliegen, wel vogel

Struisvogels en pinguïns hebben nog wel vleugels, maar niet (meer) het vermogen om te vliegen. Bij hen zijn andere eigenschappen, die heel belangrijk zijn voor hun leefomgeving, beter ontwikkeld. Bij struisvogels en andere loopvogels is dat het vermogen om te rennen. Een struisvogel haalt makkelijk een snelheid van 50 km per uur. Bij pinguïns is het vermogen om snel in ijskoud water te zwemmen heel goed ontwikkeld. Hun vleugels hebben meer de vorm van vinnen.

Snavel

Vogels zijn aan de hand van hun snavel te verdelen in insecteneters, vleeseters, zaden/besseneters en waterplanteneters. Een insecteneter zoals een koolmees heeft een spitse snavel. De buizerd die een vleeseter is, heeft een kromme, haakvormige snavel. De vink die vooral zaden eet, heeft een korte, kegelvormige snavel. Vogels die algen en planten uit het water filteren, zoals eenden, hebben een platte snavel. Een lange, dunne snavel is kenmerkend voor de vogels die wormen en slakjes diep uit de grond moeten halen. De kluut en de steltloper zijn hier voorbeelden van.