Hunebedden

Werkstukken en spreekbeurten

Je moet wel een kei van een bouwvakker zijn om van zware stenen een hunebed te kunnen maken, toch? Maar ze zijn gemaakt door een boerenvolk, in een tijd waarin er nog geen hijskranen bestonden...

Wat zijn hunebedden?

Wetenschappers denken dat hunebedden resten van stenen grafkamers zijn. Hunebedden bestaan uit rechtopstaande grote stenen, waarop platte dekstenen rusten. De rechtopstaande stenen worden zuilen of draagstenen genoemd. In het noorden van ons land leefde ongeveer 5400 jaar geleden een boerenvolk. Zij begroeven hun doden niet, maar zetten hen bij in deze grafkamers. Archeologen denken dat het massagraven waren. Dat betekent dat er meerdere doden in hetzelfde hunebed werden begraven. De doden werden in gestrekte, zittende of gehurkte houding bijgezet. Vaak werden er ook grafgiften meegegeven aan de doden. In de hunebedden zijn veel aardewerk en andere voorwerpen, zoals wapens, gevonden. Er zijn bijna nooit menselijke resten gevonden. Dat komt waarschijnlijk door de zure bodemgesteldheid in Nederland. Hierdoor kunnen skeletten volledig vergaan.

Waar vind je ze?

Er zijn 54 hunebedden in Nederland: 52 in de provincie Drenthe en 2 in de provincie Groningen. Het grootste hunebed vind je in Borger (Drenthe). Het heet D27 en is wel 23 meter lang.

Zwerfkeien

Zo'n 150.000 jaar geleden beleefde de aarde een strenge ijstijd. Enorme ijslagen kwamen uit Zweden en Finland naar ons land toe. Ze sleepten een dikke laag van leem en keien met zich mee. Leem lijkt op klei. De keien noem je zwerfkeien. Toen het warmer werd, smolt het ijs. De dikke laag leem en keien bleven op de Nederlandse bodem achter. Deze keien gebruikten de boeren om hunebedden te bouwen. Maar hoe deden ze dat? Men denkt dat de boeren de zware keien met ronde boomstammen, ossen en touwen verplaatsten. Het is nog steeds een raadsel waarom de boeren zo veel zwaar werk deden om hun doden een laatste rustplaats te geven.

Trechterbekervolk

De boeren, die de hunebedden bouwden, leefden van landbouw en veeteelt. Ze verbouwden vlas, gerst, tarwe en bonen op hun akkers. Ze hadden schapen, varkens en geiten. Ook waren het pottenbakkers. De meest voorkomende pot had een trechtervormige hals. Daarom heet dit volk ook wel het Trechterbekervolk. In sommige hunebedden zijn scherven van zulke potten gevonden.